Gebrokenheid

In een boeiend gesprek op CIP gingen de arts Alie Hoek- van Koten en de christenonderzoeker Hendrikus de Jager in op de vraag of het verstandig is je te laten inenten tegen Covid 19. (Het woord onderzoeker is hier algemeen gebruikt, niet verbonden aan een of andere discipline). De standpunten stonden tegenover elkaar. Ik ga niet mijn bijdrage leveren in deze discussie, maar een ding trof me: de waardering van beide gesprekspartners voor het afweersysteem dat de Schepper zo mooi heeft gemaakt. Daar moest je, volgens Hendrikus de Jager, maar op vertrouwen en dat moet je, volgens Alie Hoek, maar ondersteunen. Maar de Bijbel spreekt nergens over een afweersysteem, wel over de kwetsbaarheid van het leven: ‘De mens – zijn dagen zijn als het gras, hij is als een bloem die bloeit op het veld en verdwijnt zodra de wind hem verzengt; de plek waar hij stond, kent hem niet meer’, Psalm 103: 15, 16. Om maar een van de plaatsen te noemen waar die gedachte voorkomt. Tussen de schepping en nu ligt de val in zonde en we hebben te maken met een verzwakte mens, die aan het sterven prijsgegeven is (berijming van dezelfde psalm). Je spreekt dan van gebrokenheid. Geen zonde, maar wel gevolg van de zonde. Ik miste die overweging in het op zich boeiende gesprek. (Voor de nieuwsgierige lezer: ik laat me tezijnertijd gewoon inenten.) Graag vraag ik aandacht voor het thema gebrokenheid.

Amerikaanse toestanden
Inmiddels hebben de Verenigde Staten van Amerika (waar halen ze het lef vandaan om de naam van een heel continent voor zichzelf op te eisen) een nieuwe president, Joe Biden. We hebben zijn inauguratie en zijn eerste maatregelen kunnen volgen. Een van die maatregelen betrof het beleid rond transgenders. Diverse voor hen discriminerende maatregelen werden opgeheven en de discussie barst los. Veel christenen ginds wijzen op de schepping van de mens als man of vrouw, zie de eerste hoofdstukken van Genesis, en wijzen een geslachtsverandering af. Aan de andere kant staan mensen die vinden dat je zelf je eigen identiteit moet kunnen kiezen, los van de vraag met welke geslachtsorganen je geboren bent, en dat je dat ook heel jong mag doen. Al in de puberteit.
Het is een heel precaire discussie. Allereerst al vanwege de mensen om wie het gaat zelf. Niet echt nieuw ook: eind jaren negentig verscheen er in de ‘Infomap ambtsdragers’ een artikel over transseksualiteit, de toenmalige aanduiding, waarin de mogelijkheid van operatieve geslachtsverandering opengelaten werd. (Het artikel is op aanvraag nog steeds beschikbaar bij het Praktijkcentrum.) Er is ook een gespreksgroep voor transgenders binnen de kerk, onder leiding van ds. M.O. ten Brink. Want het betekent nogal wat als je merkt dat je gevoel en je lichaam niet bij elkaar te brengen zijn. Het passende woord genderdysforie zegt genoeg. En het vraagt voor wie dat zelf niet zo ervaart, veel inlevingsvermogen dat niet iedereen heeft.
Een ander punt hierbij is dat wie hierin een genuanceerd standpunt inneemt gevaar loopt gecancelled te worden: doodgezwegen en aan de zijlijn geplaatst in de discussie. Dat overkwam J.K. Rowling, christin en bekend als schrijfster van de serie Harry Potter boeken. Ze zou ‘transfoob’ zijn, maar op haar website staat een genuanceerd artikel waarin ze laat merken dat ze oog heeft voor wat er rondom dit onderwerp speelt, mede doordat ze veel transgenders persoonlijk kent. Toch plaatst ze vraagtekens bij het gemak waarmee de recent ontdekte verscheidenheid omarmd wordt. Zij is daarin niet de enige.
De verleiding is een stoer standpunt in te nemen, en die verleiding is er ook aan deze kant van de oceaan. Het gevaar daarbij is dat je de concrete mensen om wie het gaat niet meer ziet, maar alleen een ‘genderideologie’, waartegen je stelling neemt vanuit je verstaan van de manier waarop God de wereld geschapen heeft. Zou ook hier niet een rol spelen dat er een grote afstand is gekomen tussen de oorspronkelijke opzet van de schepping en de realiteit van nu? Weer die gebrokenheid, en net als in het eerste voorbeeld, helemaal los van je persoon en de vraag of dit komt door je eigen zonde. (Ik weet ook wel dat er christenen zijn die de diversiteit in gender zien als bedoeld in de schepping. Maar dat heeft geen plek in dit gesprek, waar men ook onbekommerd spreekt over genderdysforie en hoe je daarmee kunt omgaan.)

De heilige kerk
En dan kom je binnen met je bijzondere levensverhaal in de gemeente van Christus. Net als zoveel anderen ook met hun eigen verhaal. Hoe valt dat? Soms geef ik als voorganger lied 163 uit het gereformeerde kerkboek op: dit huis, een herberg onderweg. Met Jezus als gastheer moet het wel goedkomen, denk je al zingend. En aan Hem zal het niet liggen. Alleen, die volgelingen van Hem. Is het echt veilig in de kerk om over zulke intieme dingen te spreken? Het lied lijkt meer ideaal dan werkelijkheid.
In een artikel in het Nederlands Dagblad wijst Hendro Munsterman erop dat in de Rooms-katholieke opvatting de kerk heilig is en altijd weer gereinigd moet worden. Als je het hebt over de heilige kerk geef je die groep mensen niet een soort goedkeuringsstempel: wij zijn beter dan… Ik moest daarbij denken aan het proefschrift van prof.dr. L. Doekes uit 1956. Als gelovigen in de Bijbel heiligen genoemd worden, is dat geen bewijs van goed gedrag, maar betekent dat God je apart gezet heeft voor zijn dienst. Daarin mag je groeien.
Er wordt heel wat afgepraat over de toekomst van de kerk na Corona: hoe zal die eruit zien? Is de crisis en de noodgedwongen stilstand niet een kans om een nieuw begin te maken en allerlei dingen die verworden zijn tot ballast achter ons te laten? Prima. De beperkingen van nu leren al dat het allemaal ook anders kan dan we bewust of onbewust deden. Met alle beperkingen zijn we nu toch ook kerk?
Een ding nemen we echter mee in de nieuwe situatie, of die nu lijkt op de oude of helemaal anders is: onszelf. Hendro Munsterman verwijst naar Luther, volgens wie de mens zondaar en rechtvaardige tegelijk is. Dat ben jezelf en dat zijn de broers en zussen die je ontmoet aan het avondmaal. Een maaltijd die allerlei aspecten heeft, maar in ieder geval het besef met zich meebrengt dat een Ander je uit het moeras moest trekken. In de gemeenschap van hen die deze maaltijd vieren, kijk je zo naar jezelf en naar de anderen.
Ik wil hiermee beslist geen domper zetten op het verlangen om met elkaar dichter bij de kern van het kerkzijn te komen. Dat hoort bij kerkzijn zelf. We doen het allemaal in het besef dat we in een gebroken wereld leven en daar zelf deel van uitmaken. Dat vraagt om zelfkennis en tegelijk weten van de liefde van Christus. Gevolg: aan het avondmaal ontmoet ik niet alleen mijn vriendjes met wie ik het over de meeste dingen voor bijna 100% eens ben, ik ontmoet ook die zus met haar scherpe tong en die broer die alles beter weet.

Beter weten
Dat is lastig in een tijd waarin tegenstellingen op de spits gedreven worden en de een het nog beter weet dan de ander, en in ieder geval beter dan de overheid. Zomaar komt er een radicalisering in het debat, is die ander waardeloos. De laatste weken kwam naar voren dat een deel van de christenen die achter de vorige president stonden, het idee heeft zelf het koninkrijk van God te brengen. Dan vergeet je het karakter van de tijd waarin we leven, mooie dingen en heel slechte dingen staan naast elkaar – en ik kom ze tegen bij mijzelf.
Een nieuwe start? Dingen anders opzetten? Prima. Maar laat die heilige kerk vooral een veilige kerk zijn; dat kan alleen wanneer we met elkaar beseffen dat we zelf onbewust of goedbedoeld zo vaak voor onveiligheid zorgen, waardoor die ander met zijn bijzondere mening of unieke levensverhaal toch in de kou staat. Gebrokenheid erkennen zet je op je plaats.

Jan Kuiper